een speech afsteken (v) (toespraak) | eine Rede halten (v) (toespraak) |
een speech afsteken (v) (denigrerend) | schwadronieren (v) (denigrerend) |
een speech afsteken (v) (toespraak) | hersagen (v) (toespraak) |
een speech afsteken (v) (toespraak) | deklamieren (v) (toespraak) |
een speech afsteken (v) (toespraak) | aufsagen (v) (toespraak) |
een speech afsteken (v) (denigrerend) | große Reden schwingen (v) (denigrerend) |
een speech afsteken (v) (toespraak) | vortragen (v) (toespraak) |